Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB5426

Datum uitspraak2007-09-13
Datum gepubliceerd2007-10-11
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers160980 / KG ZA 07-431
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Veroordeling tot het verlenen van medewerking aan DNA-onderzoek t.b.v. de vaststelling van het biologisch vaderschap van eiser ten opzichte van gedaagde. Belang eiser prevaleert boven belang gedaagde.


Uitspraak

RECHTBANK 'S HERTOGENBOSCH VONNIS IN KORT GEDING Zaaknummer: 160980 / KG ZA 07-431 Datum uitspraak: 13 september 2007 Vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s Hertogenbosch in de zaak van: [Eiser], wonende te [Woonplaats], eiser bij exploot van dagvaarding van 20 augustus 2007, procureur en advocaat mr. T. Peters, tegen: [gedaagde], wonende te [Woonplaats], gedaagde bij gemeld exploot, niet in persoon verschenen ter zitting van 30 augustus 2007, procureur en advocaat mr. H.E.J.M. van Stiphout. Partijen zullen hierna “eiser” en “gedaagde” worden genoemd. 1. De procedure 1.1. Eiser heeft in kort geding gesteld en gevorderd zoals hierna verkort is weergegeven. 1.2. De procureur van eiser heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht. 1.3. De procureur van gedaagde heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities met producties. 1.4. Na gevoerd debat hebben partijen vonnis gevraagd. 2. Het geschil 2.1. Eiser vordert in dit kort geding, samengevat, gedaagde te veroordelen haar medewerking te verlenen bij de vaststelling van het biologisch vaderschap van eiser ten opzichte van gedaagde, een en ander door middel van een deskundigenonderzoek naar de DNA-eigenschappen van eiser en gedaagde en daartoe al het nodige te verrichten, alsmede daartoe als deskundige te benoemen het hoofd van de afdeling vaderschapsonderzoek van de Stichting Sanquin Bloedvoorziening te Amsterdam, op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 500,00 voor elke dag of dagdeel dat gedaagde op enigerlei wijze weigert de nodige medewerking te verlenen, alsmede gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding en het deskundigenonderzoek. 2.2. Eiser legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. Eiser heeft er recht op en belang bij om te weten of hij daadwerkelijk de biologische vader is van gedaagde. Gedaagde zelf heeft geruchten verspreid en de stelling betrokken dat eiser niet haar biologische vader is. Eiser heeft van vele kennissen moeten vernemen dat bij hen al geruime tijd bekend is dat eiser niet de biologische vader is van gedaagde. Gedaagde zou al lange tijd op de hoogte zijn van het feit dat eiser niet haar biologische vader is. Zij is hiervan door haar inmiddels overleden moeder, de echtgenote van eiser, op de hoogte gesteld. Eiser is inmiddels 75 jaar en zijn gezondheid is zeer slecht. Nog onlangs is eiser met hartklachten opgenomen geweest in het ziekenhuis waarbij voor het leven van eiser werd gevreesd. Eiser wenst voor zijn dood duidelijkheid te verkrijgen omtrent het vaderschap. 2.3. Het verweer van gedaagde tegen de vordering komt op het volgende neer. Eiser heeft geen rechtens te respecteren belang bij zijn vordering. De termijn voor een actie ontkenning vaderschap is inmiddels verstreken. Een zuiver emotioneel belang is niet rechtens relevant. Voor een verplichting van gedaagde om mee te werken aan een DNA-onderzoek is in onderhavige procedure, niet zijnde een procedure tot ontkenning van het vaderschap, geen rechtsgrond aanwezig. Ook indien de voorzieningenrechter wel zou toekomen aan een belangenafweging, dan dient het belang van gedaagde om met rust gelaten te worden, te prevaleren boven het belang van eiser. Eiser heeft bovendien geen spoedeisend belang. Hij is reeds vanaf 2005 op de hoogte van een vermoeden dat hij niet de vader van gedaagde is. Gedaagde vordert voorts veroordeling van eiser in de proceskosten. 2.4. Op hetgeen partijen overigens over en weer hebben aangevoerd, zal voor zoveel nodig bij de beoordeling worden ingegaan. 3. De beoordeling Spoedeisendheid 3.1. In dit kort geding is, gelet op de leeftijd en gezondheidstoestand van eiser, in voldoende mate gebleken van een spoedeisend belang van eiser bij diens vordering. Rechtens te respecteren belang bij de vordering 3.2 Vaststaat dat eiser vanaf de geboorte van gedaagde in de veronderstelling heeft geleefd dat hij zowel in juridische als in biologische zin haar vader was. Voorts staat vast dat eiser sinds enkele jaren bij gerucht ook van de zijde van gedaagde heeft vernomen dat hij niet de biologische vader van gedaagde zou zijn. Voorts kan ervan uit worden gegaan dat de termijn om een actie tot ontkenning van het vaderschap in te stellen inmiddels verstreken is. 3.3 De vraag of sprake is van een rechtens te respecteren belang dient bezien te worden in samenhang met de inhoud en aard van de ingestelde vordering. Eiser heeft veroordeling gevorderd van gedaagde om mee te werken aan een DNA-onderzoek ten einde bij eiser levende twijfels over zijn vaderschap van gedaagde weg te nemen. Eiser stelt onweersproken dat met het onderzoek van het DNA van gedaagde de gewenste zekerheid voor eiser kan worden verkregen. Eiser heeft een persoonlijk belang om te weten of hij de biologische vader is van gedaagde, welk belang naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet alleen van emotionele aard is. Eiser heeft daarnaast ter zitting aangevoerd dat, indien komt vast te staan dat gedaagde niet zijn dochter is, hij de intentie heeft zijn testament aan te passen, alsmede zijn laatste rustplaats in dat geval niet te verkiezen naast die van zijn overleden echtgenote. De voorzieningenrechter komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat sprake is van een rechtens te respecteren belang van eiser bij diens vordering. Inhoudelijke beoordeling 3.4 Tenslotte komt de vraag aan de orde of de gevraagde voorziening toewijsbaar is. In dat kader is door gedaagde aangevoerd dat zij een inbreuk op haar lichamelijke integriteit niet hoeft te gedogen alsmede dat haar belang om met rust gelaten te worden, dient te prevaleren. 3.5 De voorzieningenrechter stelt voorop dat het aan grondrechten als het recht op respect voor het privé leven, het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst en het recht op vrijheid van meningsuiting ten grondslag liggende algemene persoonlijkheidsrecht mede kan omvatten het verkrijgen van zekerheid van een vader over de biologische band tussen hem en zijn kind in een situatie als de onderhavige, waarin die vader vrijwel gedurende het hele leven van het kind op goede gronden gedacht heeft naast de juridische ouder ook de verwekker te zijn geweest en waarin uiteindelijk mede door het kind veroorzaakte serieuze geruchten ontstaan dat hij niet de verwekker is geweest. Dat recht is echter geenszins absoluut en bij de vraag of een aan dat recht ontleende vordering tot veroordeling van het kind om mee te werken aan een DNA-onderzoek kan worden uitgesproken dient een afweging van belangen tussen vader en kind plaats te vinden. De belangen van eiser (hiervoor onder 3.2 en 3.3 weergegeven) en gedaagde tegen elkaar afwegend en lettend op de omstandigheden van dit geval, komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het belang van eiser dient te prevaleren. Daarbij neemt de voorzieningenrechter mede in aanmerking dat gedaagde mede door eigen uitlatingen de bij eiser gerezen twijfel over diens biologisch vaderschap heeft veroorzaakt, zodat aan haar belang om thans met rust te worden gelaten minder gewicht toekomt. Een en ander leidt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat de vordering van eiser in beginsel kan worden toegewezen. Omdat een kort geding procedure zich niet zonder meer leent voor het gelasten van een deskundigenonderzoek en naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan worden volstaan met een veroordeling van gedaagde tot medewerking, zal worden beslist als na te melden. 3.6 De voorzieningenrechter ziet tevens aanleiding de door eiser verzochte dwangsom (met matigingsclausule) op te leggen. 3.7. De voorzieningenrechter gaat er overigens van uit dat eiser, zoals hij ter zitting heeft toegezegd, de volledige kosten van het onderzoek zal dragen. Het is immers eiser die zekerheid wenst en niet gedaagde. 3.8. In verband met de familierechtelijke relatie tussen partijen zullen de proceskosten worden gecompenseerd als na te melden. 4. De beslissing De voorzieningenrechter: beveelt gedaagde medewerking te verlenen aan DNA-onderzoek door een door eiser in te schakelen en te betalen instituut op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- (vijf honderd euro) voor iedere dag of iedere keer dat gedaagde nalaat na behoorlijk opgeroepen te zijn voor een dergelijk onderzoek dit bevel na te komen, met dien verstande dat deze dwangsomsanctie vatbaar zal zijn voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan de beschikking is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding; compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt; verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.M. Rousseau, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.